Kwaliteitsborging is van groot belang. In het verleden werden daar lange eisenlijsten voor gebruikt binnen de branche. Pas als alles afgevinkt was, was de kwaliteit voldoende geborgd. Dat dit grote hoeveelheden werk met zich meebracht, spreekt voor zich. Zonde, want een groot deel van die eisen, zelfs als er niet aan voldaan zou worden, zouden geen significant risico met zich meebrengen als het om het uiteindelijke resultaat ging. Om die reden is het steeds gebruikelijker om de focus te leggen om de voornaamste risico’s en enkel daarop te toetsen. Inderdaad: risico-gestuurd toetsen.
Deze nieuwe manier van kwaliteitsborging brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Zo moet er een goed beeld zijn van de risico-inschatting: geen opdrachtgever gaat akkoord als hij niet overtuigd is dat het werk van voldoende kwaliteit is. En het vertrouwen speelt een belangrijke rol. Enerzijds moet een opdrachtgever vertrouwen op het vakmanschap van de aannemer, want elk detail checken is niet te doen en ook echt niet nodig. Anderzijds is het goed dat op belangrijke aspecten de opdrachtgever daadwerkelijk de aannemer controleert.
De grote vraag hierin is natuurlijk: waar ligt die grens? Dat blijkt in praktijk best wel lastig. Zou jij je hierin willen verdiepen? Dan ligt hier een interessante afstudeeropdracht voor een student (technische) bestuurs- en/of bedrijfskunde. Enthousiast? Laat het ons dan weten!